Windturbines zetten de bewegingsenergie van wind om in elektriciteit. Een windturbine bestaat uit:

  • Rotor(bladen)
  • Gondel (versnellingsbak, naaf, generator en krui-installatie)
  • Mast, met daarin kabels

In de gondel zitten de elementaire onderdelen van een windmolen: De aandrijfas en de generator. De generator van de windturbine is het onderdeel waar de windenergie omgezet wordt in elektriciteit. In de generator wordt dus de mechanische energie, omgezet in elektrische energie en werkt als een soort grote dynamo. Door de beweging van de as in een magnetisch veld worden stroomspanningen opgewekt. De stroom gaat door de hoogspanningskabels in de mast naar de transformator, die de stroom op het juiste spanningsniveau brengt en op het elektriciteitsnetwerk zet. De transformator bevindt zich in de gondel of op de grond naast de windmolen.

De wieken die rotorbladen worden genoemd zijn altijd naar de wind toe gericht. Moderne windmolens kunnen de stand van de rotorbladen veranderen, zodat ze altijd in optimale positie kunnen staan. De rotorbladen zijn gemaakt van epoxyhars en glasfiber en hebben de vorm van vliegtuigvleugels, ze worden door liftkracht die de wind veroorzaakt aangedreven.

De ashoogte en de rotordiameter bepalen de werkelijke opbrengst. Hoe hoger de mast, hoe meer wind de rotorbladen vangen, dus hoe hoger de stroomopbrengst. Hoeveel stroom een windturbine uiteindelijk produceert, is ook afhankelijk van het windaanbod op een locatie en of er bomen of bebouwing in de buurt zijn. Windturbines kunnen al bij windkracht 2-3 de wind omzetten in energie, maar het beste is windkracht 6 (ca. 10-11 m/s).